Het CO2-budget als oplossing voor de klimaatopwarming?
Het CO2-budget wordt steeds vaker een oplossing voor de klimaatopwarming genoemd. Hierbij wordt de verantwoordelijkheid op een lager niveau gelegd, namelijk bij de gezinnen. Het CO2-budget is gebaseerd op het CO2-systeem dat in Europa al voor bedrijven bestaat. Ook het bestaande handelssysteem in CO2-rechten wordt daarbij overgenomen. Onder andere de TNO heeft recent onderzocht hoe zo’n CO2-budget in Nederland zou kunnen werken en of er een draagvlak voor bestaat. Onder een aantal voorwaarden is dit laatste het geval.
Betekenis van het CO2-budget
Een CO2-budget, ook wel eens een emissiebudget of een koolstofbudget genoemd, is een bovengrens van de totale uitstoot van emissies die een persoon of een groep van personen gedurende een vaststaande periode krijgt toegewezen. De toewijzing van een CO2-budget gebeurt op nationaal en/of supranationaal niveau.
Zo’n CO2-budget kan per land worden toegekend, waarna het land beslist waaraan het dit CO2-budget besteedt. In de verdeelsleutel kan bijvoorbeeld een deel van het budget naar de industrie gaan en een deel van het budget naar de gezinnen. De gezinnen kunnen hun toegewezen CO2-budget vervolgens vrij besteden aan bijvoorbeeld energieverbruik, vervoer, reizen en consumptie. Als het CO2-budget op is, kunnen er extra rechten worden gekocht. Overschotten kunnen dan weer worden verkocht. Hierdoor worden duurzame keuzes ook financieel beloond.
Verschillende invullingen van het CO2-budget
Een CO2-budget is eigenlijk niet helemaal nieuw. Op Europees niveau bestaat zo’n CO2-budget al voor grote bedrijven. Er bestaat ook al een handel in CO2-uitstootrechten. Het nieuwe karakter schuilt erin dat ook gezinnen een CO2-budget krijgen toegewezen. Hoe dit er in de praktijk moet uitzien, daar is men het echter nog niet over eens. Toch zijn er al best veel onderzoeken naar uitgevoerd. Het idee is daarbij steeds hetzelfde, maar de invulling vaak een tikkeltje anders.
Bij sommige modellen kunnen bijvoorbeeld alleen landen extra CO2-budget aanschaffen en moet het land dit vervolgens verdelen. Bij andere modellen kan ook de industrie of zelfs een gezin CO2-budget aanschaffen. Verder adviseren sommige onderzoekers om een CO2-budget per persoon toe te kennen, terwijl andere de voorkeur geven aan een toekenning per gezin. In het tweede geval wordt het hebben van kinderen ontmoedigd omdat er dan meer personen zijn om het CO2-budget onder te verdelen. Grote gezinnen zouden dan bijvoorbeeld minder ver kunnen reizen dan kleine gezinnen. Dit zou de wereldwijde bevolkingstoename moeten helpen af te remmen.
CO2-budgetvoorstel van de TNO
De TNO, de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek, heeft ook een voorstel voor zo’n CO2-budget opgesteld. Het gaat om een voorstel op Nederlands niveau. Hierbij krijgt iedere Nederlander evenveel zelf te besteden CO2-rechten. Het voorstel van de TNO bepaalt dat het CO2-budget jaar na jaar daalt, zodat er geleidelijk wordt voldaan aan de afspraken van het Klimaatakkoord van Parijs.
In het voorstel van de TNO zal een gemiddeld gezin aanvankelijk 5,5 ton CO2 per jaar mogen besteden. Met zo’n budget kun je net niet met twee personen naar het zuiden van Frankrijk vliegen, kan een gezin per jaar 41 kilogram steaks verorberen en kan het de woning op een normale manier verwarmen. Als je bijvoorbeeld vaker kip of vegetarisch eet, heb je meer CO2-budget te besteden en kun je bijvoorbeeld een verre reis maken. Wil je echt eens naar China vliegen, dan moet je hoe dan ook extra CO2-budget kopen.
Bij het voorstel van de TNO wordt er gewerkt met een CO2-betalingssysteem dat vergelijkbaar is met het monetaire systeem. Dit wil zeggen dat producten en diensten naast een geldprijs ook een CO2-prijs krijgen. Je betaalt dus niet alleen met euro’s, maar ook met CO2-rechten. Er zou geen uitgebreid monitoringsysteem nodig zijn en in de bankapp zou je dus gewoon moeten zien hoeveel CO2-rechten je nog hebt.
CO2-budget en energie
Het energieverbruik is verantwoordelijk voor een groot deel van onze ecologische voetafdruk. De auteurs zijn het er dan ook over eens dat energie een CO2-prijskaartje moet hebben. Daarbij dient niet alleen rekening te worden gehouden met het werkelijke verbruik, maar ook met het duurzaam karakter van de energie. Hoe dan ook zal zelfs groene energie een CO2-prijskaartje hebben, onder andere omdat het onderhoud van de netinfrastructuur noodzakelijk blijft, maar die zal dan wel beduidend lager liggen dan bij grijze energie.
Kritiek op de invoering van een CO2-budget
Een van de kritiekpunten is dat de last op de schouders van minder kapitaalkrachtigen groter is. Wie minder geld heeft, zal namelijk ook minder geld kunnen besteden aan isolatie en dus meer CO2-budget aan verwarming moeten besteden. Tegelijkertijd kunnen kapitaalkrachtigen heel eenvoudig extra CO2-budget aanschaffen. Een CO2-budget zou de ongelijkheid tussen arm en rijk alleen maar vergroten.
Ten tweede stelt men zich vragen bij de administratie en de handhaving van zo’n CO2-budget. Men zou namelijk per product of dienst moeten berekenen hoe groot de CO2-uitstoot is. Uiteindelijk zal er ook moeten worden gecontroleerd of de lokale slagers, bakkers en restaurants wel correct omgaan met het CO2-budget. Dit wil zeggen dat er een boekhouding moet worden bijgehouden en dat iemand – de Belastingdienst dan maar – controles zal moeten uitoefenen. Terwijl men bij TNO aangeeft dat er geen megalomaan monitoringssysteem hoeft te komen, blijkt dit volgens critici wel degelijk het geval te zijn.
Verder vreest men dat een CO2-budget een rem zou zetten op duurzame investeringen. Zo veroorzaakt de productie van zonnepanelen bijvoorbeeld ook een CO2-uitstoot die men nadien zou kunnen terugverdienen omdat men dan CO2-vrije energie gebruikt. Wanneer er weinig CO2-budget beschikbaar is, zou dit ervoor kunnen zorgen dat gezinnen niet langer investeren in de opwekking van groene energie. Volgens voorstanders zou dit kunnen worden opgelost door middel van een afschrijvingsmechanisme, zoals dit ook boekhoudkundig al bestaat.
Alsook is volgens critici onvoldoende onderzocht hoe de economie bij zo’n CO2-budget zou evolueren. Wijzigende bestedingspatronen kunnen namelijk voor faillissementen en werkloosheid zorgen. Het is inderdaad zo dat er maar weinig onderzoeken zijn die ook de economische en de sociaal-demografische gevolgen van een CO2-budget hebben onderzocht.
Ten slotte halen critici aan dat er ook eenvoudigere oplossingen zijn om deze doelstelling te behalen, zoals het invoeren van een CO2-belasting. Aanhangers van een CO2-budget counteren dit dan weer door aan te halen dat zo’n CO2-belasting nooit de zekerheid biedt of een doelstelling wel wordt gehaald, terwijl dit bij een begrensd CO2-budget wel het geval is.